Emotionele en gedragsmoeilijkheden

  • Angst maakt deel uit van het emotionele/gedragsprofiel van WS. Dit is al eerder in deze richtlijnen besproken (zie ‘Angst’). Kinderen met WS hebben waarschijnlijk ook problemen met het begrijpen en reguleren van hun eigen emoties.

  • Het is belangrijk om emoties niet als 'positief' of 'negatief' te bestempelen, en in plaats daarvan te benadrukken dat alle emoties natuurlijk en normaal zijn. Dit zal hun angst of druk rond het uiten van bepaalde emoties wegnemen. Het gaat erom hoe een persoon reageert op een emotie.

  • Hoewel kinderen met WS erg verbaal zijn, hebben ze een beperkt begrip van complexe emoties en vinden ze het moeilijk om dergelijke emoties te uiten.

  • Vanwege de bovengenoemde problemen met emotionele regulatie, kunnen kinderen met WS ongewenst gedrag en driftbuien vertonen.

  • Bij het werken met een kind met WS is het belangrijk om de reden voor hun gedrag en de functie ervan te begrijpen. Hoewel deze soms duidelijk zijn, zijn ze andere keren niet zo duidelijk, bijvoorbeeld vanwege hun moeilijkheden bij het uiten van een bepaalde emotie. Probeer incidenten regelmatig te documenteren om de oorzaak van gedrag te achterhalen en mogelijke patronen te herkennen. U kunt bijvoorbeeld zien dat onaangepast gedrag waarbij andere mensen niet betrokken zijn, zintuiglijk gerelateerd kan zijn, bijv. driftbuien aan het eind van de dag als gevolg van vermoeidheid in plaats van conflict met anderen.

Tips voor emotionele en gedragsproblemen

  1. Leer het kind de woordenschat met betrekking tot emotie, met behulp van natuurlijk voorkomende situaties. Dit zal hen helpen emoties te labelen en deze labels te gebruiken om hun gevoelens te beschrijven.

  2. Gebruik visuele hulpmiddelen (bijv. smileygezicht, boos gezicht, neutraal gezicht) om het kind verder te helpen zijn emoties te identificeren. Een goede bron is het programma “Zones of Regulation”, dat op veel scholen in het Verenigd Koninkrijk wordt gebruikt.

  3. Moedig het kind aan om zijn emoties op verschillende momenten van de dag te uiten. Dit zal hen helpen hun eigen emoties te begrijpen, en ook om hun niveau van betrokkenheid/energie te meten (bijvoorbeeld zijn ze moe of zijn ze tevreden met het werken aan de taak?).

  4. Geef het kind bewegingspauzes. Geef het kind de tijd om te ontstressen en te bewegen (bijv. een gymbal of fidgetspeeltje gebruiken, hoewel dit soms niet genoeg is en daadwerkelijk bewegen beter is. Raadpleeg een ergotherapeut voor de beste werkwijze voor het kind). Dit helpt bij de concentratie en angst van het kind, vooral wanneer ze zich overweldigd voelen door de werkdruk.

  5. Probeer niet boos op het kind te zijn als het kind zich gedraagt ​​of onjuist gedrag vertoont, omdat dit hun angst en onaangepast gedrag kan vergroten. Modelleer in plaats daarvan het juiste gedrag en vertel het kind wat goed en fout is. Dit geeft het kind ook de tools om te weten wat het de volgende keer moet doen.

  6. Denk na over het gedrag van het kind en kijk niet alleen naar het gedrag zelf, maar ook naar de mogelijke redenen erachter. Dit kunnen organische gebeurtenissen zijn zoals gebrek aan slaap de nacht ervoor, buikpijn, verveling enz. Probeer in samenwerking met de ouder (indien nodig) gezonder gedrag in te stellen om deze onaangepaste gedragingen te voorkomen (zorg er bijvoorbeeld voor dat het kind geen suikerhoudende dranken neemt voor het slapengaan).

  7. Leer het kind de juiste woordenschat om hun emoties te uiten. Dit kan bepaalde gedragingen voorkomen.